Ik, Robert Haasnoot, verklaar plechtig dat onderstaand relaas waarheidsgetrouw is. Dat ik op maandag 21 januari 2019, ter hoogte van de vuurtoren van Katwijk het strand ben opgegaan, 78 minuten nadat de wolfsmaan het perigeum had bereikt en weer van haar totale verduistering weg zeilde. Ik liep bij matige vorst en bijtende zuid-zuidwesten wind naar de branding, in neerslachtige gemoedstoestand, gehuld in mijn blauwe zeemansjas met ankerknopen. Ik droeg een zwarte muts die mijn hoofd goed warm hield. Mijn denkvermogen en waarneming bleven daardoor de hele tijd onverminderd scherp. Ook acht ik het van belang te melden dat ik die avond niets anders had gedronken dan kraanwater, halfvolle melk en dark roast koffie. Volledigheidshalve meld ik de exacte plek van de hieronder te beschrijven gebeurtenis: 52.20° N 04.39° E.
Ik ging voor de branding staan. De storrelige zee oogde trots en grimmig. Maar ik had nog een rekening met hem te vereffenen en een oude angst te overwinnen. Nog maar drie jaar oud was ik toen hij geprobeerd had mij te verdrinken. Ik was toen voorover in de branding gevallen nadat mijn vader mijn hand had losgelaten. Ik wilde schreeuwen, maar het water smoorde elk geluid en dekte mij toe. Onderwater zag ik prachtige kleuren die mij fascineerden. Onderwijl vulde de zee slinks mijn longen en spoelde het leven uit me. Op het nippertje trok de hand van mijn vader mij toen uit mijn dodelijke betovering omhoog.
Ik haalde een flesje uit mijn jaszak. Ik denk dat de zee op dat moment begon te vermoeden wat ik van plan was. Die beging echter de fout te aarzelen, en dat gaf me net genoeg tijd om het flesje in een zich terugtrekkende golf te vullen. Terug op het veilige harde zand stak ik mijn buit omhoog en ik zei het volgende.
‘Voortaan ben je niet meer zo vol en machtig, want je mist dit water hier.’ Ik wees op het flesje. ‘Je kan beuken, sleuren, kolken, zuigen, rammen als vanouds, maar niet meer zo krachtig als voorheen. De bezitter van dit flesje heeft heerschappij over je. Anders gezegd: je bent in zijn of haar macht.’
Ik zweeg even zodat hij mijn woorden goed op zich kon laten inwerken.
‘We spreken dit af’, vervolgde ik. ‘Je laat de bezitter van dit flesje met rust. Mocht hij een zeeman zijn, zul je niet alleen hém ontzien, maar ook alle opvarenden van zijn schip. Ik geef je mijn woord dat je na diens dood in je vroegere kracht wordt hersteld. De teruggave van je water wordt testamentair geregeld. Daar kun je van op aan. Kom jíj echter je afspraak niet na, dan wordt dit flesje in duin begraven. Voorgoed. Je zal dan tot in eeuwigheid nooit meer de oude zijn.
Hebben we een overeenkomst? Als je me hebt begrepen en akkoord gaat met mijn voorwaarden, spoel dan nu over mijn voeten.’
Vrijwel direct rezen alle golven van de branding op en rolden met een ontzagwekkende vaart uit over het strand en over mijn schoenen. Waarmee de overeenkomst was bekrachtigd. Namelijk dat degene die zich aan de zee kenbaar kan maken als de rechtmatige eigenaar van het flesje, gevrijwaard is van de verdrinkingsdood.
Aldus overeengekomen met de zee,
op 21 januari 2019 te Katwijk,
Robert Haasnoot